Eind 17°- begin 18° kende de kant weer een volledige heropleving, er was een grote wedijver tussen verschillende steden en kantcentra's en begijnhoven. De grovere ondergrond werd nogmaals verfijnd en kreeg zo een zeer fijne netgrond.
De kanten werden voornamelijk vervaardig in Brugge, Mechelen, Binche, Brussel, Gent, Ieper, de kantwerksters werkten thuis soms zelf 16 uur per dag om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.
Onze Vlaamse kantwerksters werden gelauwerd om hun finesse , hun werklust en perfecte werk.
Jaren lang hebben de Fransen Vorsten alle middelen in het werk gesteld om de buitensporige kantpraal tegen te gaan. Niet tegenstaan de verhoging van taxen en beperkingen op het dragen van kant, konden ze niet verhinderen dat deze kantnijverheid van zowel klos- als naaldkant bleef floreren.
In 1660, sticht daarom Minister Colbert van Frankrijk, de Koninklijke werkplaatsen of "Manufactures Royal de dentelles" en lokte daartoe verschillende Italiaanse als Vlaamse kantwerksters naar Frankrijk. Zo kon hij verhinderen dat de gelden het land uitvloeiden.
De Franse Revolutie die alle voorrechten der edelen afschaften, heeft een dodelijk slag aan de kantnijverheid gebracht.